Friedrich Hölderlin
Pindarus-Commentaren Ontrouwe wijsheid O kind! Jouw gemoed hangt het meest aan de huid van het pontische wild Dat de rotsen lief heeft. Bezoek alle steden. Het tegenwoordige lovend Welwillend. En denk iets anders op een ander moment. Vaardigheid uit de eenzame school voor de wereld. De onschuld van het zuivere weten als de ziel van de schranderheid. Want schranderheid is onder verschillende omstandigheden trouw aan jezelf te blijven. Weten is de kunst bij positieve dwalingen je door je verstand zeker van jezelf te voelen. Wanneer het verstand intensief is getraind, dan behoudt het zijn kracht ook in het verstrooide omdat het het vreemde gemakkelijk met zijn scherpzinnigheid begrijpt en daarom in onzekere situaties niet gemakkelijk van de wijs kan worden gebracht. Zo treedt Jason, een pupil van de centaur, voor Pelias: “Ik geloof de leer van Chiron te hebben. Ik kom namelijk uit de grot bij Chariklo en Philyra vandaan, waar deze heilige meisjes van de centaur mij hebben gevoed. Twintig jaar heb ik er doorgebracht en niets verkeerds gedaan of gezegd. Nu ben ik naar huis gekomen om de heerschappij van mijn vader terug te brengen.” Over de waarheid Begin van grote deugd, koningin waarheid. Laat mijn denken niet struikelen over aperte leugens. Vrees voor de waarheid uit welgevallen aan haar, namelijk het eerste levende opvatten van de waarheid in levende zin kan zoals ieder zuiver gevoel gemakkelijk tot verwarring leiden. Je dwaalt dan niet door eigen schuld of door een storing, maar door het hogere ding waarvoor je zinnen naar verhouding nog te zwak zijn. Over de rust Wanneer de burger bij kalm weer Heeft begrepen wat de publieke zaak inhoudt, Dan moet hij het heilige licht gaan doorgronden Van de rust van grote mannen, En zich bij storm te weer stellen tegen het oproer in zijn borst. Want oproer veroorzaakt armoede En is een vijand van de opvoeders van de kinderen. Voordat de wetten, het heilige licht van de rust van grote mannen, worden doorgrond, moet iemand, een wetgever of een vorst, in onstuimige of stabiele verhoudingen in zijn vaderland, en telkens al naar gelang de ontvankelijkheid van zijn volk, de aard van het lot bepalen, of het koninklijker of algeheler de verstandhouding van de mensen bepaalt, of het in ongestoorde tijden usurpatorischer van aard is zoals bij de Griekse natuurzonen, of meer op ervaring berust zoals bij mensen die zijn opgevoed. Dan zijn de wetten middelen het lot in zijn ongestoordheid vast te houden. De vorst doet dat op een oorspronkelijke manier, de eigenlijkere burger volgt hem na. Over de dolfijn Die in de diepte van de spiegelblanke zee Lieflijk wordt voortbewogen Door het gezang van fluiten. De zang van de natuur, getoonzet door de muzen, wanneer de wolken als vlokken boven de bloesems en de geur van gouden bloemen hangen. Rond deze tijd geeft ieder wezen zijn eigen toon aan, zijn trouw, de manier waarop het in zichzelf samenhangt. Alleen het verschil tussen de soorten maakt dan de scheiding in de natuur uit, dat dus alles meer zingen en zuivere stem is dan behoeftig accent of aan de andere kant taal. Het is de spiegelblanke zee waarin de bewegelijke vis de fluit van de tritons en de echo van de groei van zachte waterplanten gewaar wordt. Het hoogste De wet, Koning van iedereen, van sterfelijken en Onsterfelijken, leidt Daarom geweldig Het rechtvaardigste recht met allerhoogste hand. Het onmiddellijke is strikt genomen voor de sterfelijken net zo onmogelijk als voor de onsterfelijken. De god moet door zijn aard verschillende werelden onderscheiden omdat hemelse goedheid vanuit zichzelf heilig moet zijn en niet met iets anders mag worden vermengd. De mens als kennend wezen moet ook verschillende werelden onderscheiden want kennis is alleen maar mogelijk door tegenstelling. Daarom is het onmiddellijke strikt genomen voor de sterfelijken net zo onmogelijk als voor de onsterfelijken. De strenge middellijkheid is echter de wet. En daarom voert hij het rechtvaardigste recht met allerhoogste hand. De tucht voor zover zij de gestalte is waarin de mens zichzelf en God ontmoet, de wet van kerk en staat en de overgeërfde statuten (de heiligheid van God en voor de mens de mogelijkheid van kennis en inzicht), die leiden geweldig het rechtvaardigste recht met allerhoogste hand, zij houden steviger dan de kunst de levende verhoudingen vast waarin mettertijd een volk zichzelf heeft leren kennen en nog leert kennen. “Koning” betekent hier de superlatief die alleen maar het teken is voor de hoogste kennisgrond, niet voor de hoogste macht. Ouderdom Wie goed en heilig Zijn leven doorbrengt, Die wordt begeleid door de hoop Die zoet zijn hart voedt En zorgt voor een lang leven, De hoop, die het meest De vlotte mening van de sterfelijken aanstuurt. Eén van de mooiste beelden van het leven, hoe onschuldige zeden het levende hart behouden waaruit de hoop komt; die dan ook met haar vele pogingen de eenvoud laat opbloeien en met haar langzame haast het denken vlot en het leven lang maakt. Het oneindige Of ik de muur van het recht Steil omhoog of langs dubieuze omwegen bestijg En mij uitleef terwijl ik mezelf omschrijf, Dat kan ik niet precies zeggen, Daarover heb ik tegenstrijdige gevoelens. Een grap van de wijze, en het raadsel zou eigenlijk niet mogen worden opgelost. De twijfel en de tweestrijd tussen recht en verstand kan men namelijk alleen maar oplossen door ze telkens opnieuw op elkaar te betrekken. “Dat kan ik niet precies zeggen. Daarover heb ik tegenstrijdige gevoelens.” De dubbelzinnigheid ontstaat omdat ik de samenhang moet zien te vinden tussen recht en verstand. De samenhang bestaat niet tussen die twee zelf, maar moet aan een derde instantie worden toegewezen waardoor zij oneindig (precies) met elkaar samenhangen. Vandaar mijn tegenstrijdige gevoelens. Asiel Als eerste hebben De hemelse tijden Themis, die altijd raad weet, Op gouden paarden Van de zilte oceaan Naar de heilige ladder van de Olympus gebracht - De ladder van de glanzende terugkeer - Om de oude dochter te zijn Van Zevs de Redder. Zij echter, de goede, Heeft de goudbevestigde De glanzendbevruchte Rustplaatsen gebaard. Zoals de mens, een zoon van Themis, zich vestigt, wanneer vanuit zijn streven naar volmaaktheid zijn geest noch op aarde noch in de hemel rust vond, totdat god en mens elkaar in het lot ontmoeten en elkaar herkennen aan de sporen van de oude tucht, - zoals de mens wanneer hij terugdenkt aan oorspronkelijke nood, blij is daar, waar hij zich kan vasthouden. Themis, de ordelievende, heeft de asielplaatsen van de mens, de stille rustplekken gebaard waar vreemde machten hun dreiging verliezen omdat daar de invloed en het leven van de natuur zijn geconcentreerd en een vermoeden daarvan als herinnering hetzelfde meemaakt dat zij eerder hebben meegemaakt. Wat leven brengt Nadat de centauren de mannenbedwingende kracht Van de honingzoete wijn hadden leren kennen, Duwden zij plotseling de witte melk zomaar vanzelf met hun handen weg En gooiden zij de tafel om. En drinkend uit zilveren hoorns Raakten zij buiten zinnen. Het begrip centaur behelst een stroomgeest voor zover die met geweld baan breekt en grenzen stelt op de oorspronkelijk ongebaande omhoog strevende aarde. Zijn beeld is daarom op plekken in de natuur waar de oever rijk is aan rotsen en grotten, in het bijzonder op plaatsen waar de stroom de bergketen moest verlaten en dwars door de richting daarvan heen moest breken. Centauren zijn daarom ook oorspronkelijk onderwijzers van de natuurwetenschap omdat de natuur zich het best vanuit dit gezichtspunt laat inzien. In zulke streken moest de stroom oorspronkelijk rondzwerven voordat hij zich een baan brak. Daardoor ontstonden, zoals nabij waterplassen, natte weiden en holten in de aarde voor zoogdieren, en de centaur werd een wilde herder, zoals de cycloop in de Odyssee. De wateren zochten vol verlangen hun richting. Hoe vaster echter het drogere zich aan zijn beide oevers vormde en richting kreeg door bomen met stevige wortels en struikgewassen en de wijnstok, des te meer moest ook de stroom die zijn beweging vanuit de gestalte van de oever aannam, richting krijgen, totdat hij, van zijn oorsprong weggedrukt, op een plek doorbrak, waar de bergen die hem omsloten het lichtste samenhingen. Zo leerden de centauren de kracht van de honingzoete wijn kennen; zij namen van de vast gevormde boomrijke oever beweging en richting aan en gooiden de witte melk en de tafel met hun handen weg, de ontstane golf verdrong de rust van de waterplas, ook de levensstijl aan de oever veranderde, de overval van het bos met de stormen en de vaste vorsten van het woud bracht het doelloze leven op de heide in beroering, het stagnerende water werd door de steilere oever net zolang teruggestoten, totdat het zijarmen kreeg en zo met zijn eigen richting, vanzelf uit zilveren hoorns drinkend, zich een baan brak, een bestemming koos. In het bijzonder zijn de gezangen van Ossian echte centaurengezangen, die je zingt met de stroomgeest, en zoals gezongen door de Griekse Chiron, die Achilles ook het snarenspel heeft onderwezen |
Bewijsbare mythen